1964 t/m 1970 (22ste t/m 28ste levensjaar)
Later zou ik te weten komen dat 1964 een jaar was met dertien keer een volle maan wat mijn Kreeft zijn in volle hevigheid zou gaan beïnvloeden maar niet in positieve zin. Er werd geregeld dat er een verloving zou plaatsvinden, tenminste zo kwam het op me over. Ina had tenslotte al die tijd op me gewacht en ook ik was haar, zoals dat genoemd werd trouw gebleven (ik dacht er maar niet aan dat ik er geen behoefte aan had) dus leek het een logisch gevolg. Ik vroeg mezelf trouwens na mijn jeugdliefde Irene sowieso af wat liefde was. Ik dacht wel te merken dat Ina van me hield, maar ik miste een maatje en wist nog niet dat ik daar mijn halve leven naar zou blijven zoeken.
Zo werd er dus, in voorbereiding tot het huwelijk, verloofd. Uiteraard in een zaaltje met uitnodigingen aan alle familieleden, vrienden, kennissen, bekenden en mensen waarvan ik me afvroeg wie dat waren. Dat betekende een veelheid aan enkele nuttige, soms dubbele en meestal nutteloze producten voor de uitzet. Na afloop kwam het eerste, onuitgesproken, conflict aan het licht. Behalve alle cadeaus laadde de aanstaande schoonmama alle bloemen in hun auto. Wat moest een man tenslotte met bloemen nietwaar en ik had het niet eens door gehad, maar mijn moeder vertelde me later dat zij een bosje ook wel leuk gevonden had. Het egoïsme zou steeds duidelijker worden. Zo kwam tijdens bezoeken aan de schoonfamilie in Den Haag de koekjestrommel tevoorschijn waaruit ze er eerst zelf een nam verborgen achter de geopende kastdeur, daarna één keer rond ging waarna ze bij het terug zetten in de kast haar mond volpropte met nog eens twee koekjes. Ze had dan ook een zeer bovengemiddeld gewicht, kwam meestal hijgend en zwetend de trap op en beklaagde zich constant over de moeite die het haar kostte.
Zo ging er een tijd voorbij van heen en weer rijden in de vrije weekenden op een bromfiets naar Den Haag. Al gauw kwam ik er achter dat mijn aanstaande schoonvader alleen als ik er was voor het eten een lang stuk uit de bijbel ging voorlezen om te bewijzen dat zijn staatkundig gereformeerd zijn serieus opgevat diende te worden. Ina vertelde me dat hij nooit naar de kerk ging, maar dat wel van zijn kinderen verlangde en controleerde of ze ook echt geweest waren. Waar de dominee het over had gehad en dat werd nagevraagd. Op een dag kreeg Ina bezoek van twee ouderlingen. Ze waren er achter gekomen dat ik niet tot hun kerk behoorde, sterker nog geen enkel geloof aanhing. Dus werd haar dringend verzocht de relatie te verbreken. Toen ze het huilend aan haar pappa vertelde maakte hij haar voor leugenaarster uit. Dat zouden ouderlingen nooit doen. Uiteraard weigerde ze aan het dringende verzoek te voldoen en er werd luid ten overstaan van de gemeente in de kerk verkondigd dat zij een afvallige was. Ze zou dus in de hel komen, het was haar eerste opstandige daad tegen het ouderlijk gezag.
Mijn onderbewuste probeerde me verwoed bij bewustzijn te brengen wat ternauwernood lukte. Als dat niet lukte zou ik in coma het ziekenhuis ingaan. Na een bezoek aan Ina was ik die zondagavond van Den Haag terug naar Rotterdam gegaan. Het was snijdend koud, de harde wind stond recht van voren en sneeuw en ijs zette zich af op mijn gezicht. Het was ook laat geworden en ik was moe. Op de secundaire weg naast de snelweg was ik regelmatig verblind door de koplampen van tegemoet komende auto's. Door de krampachtige houding, mee trappend om het bloed in mijn benen in beweging te brengen, was ik in een black-out geraakt, zonder enig gevoel de berm in geraasd en vlak voor de vangrail van de snelweg tegen een boom geknald waar ik nu met mijn schouder tegenaan lag, bewusteloos. De brommer stond op zijn kop een stuk verder. Eindelijk kwam ik weer terug op de wereld. Mijn schouder deed pijn, maar door de dikke kleding had ik het er verder redelijk van afgebracht. Ook de Sparta, waar ik vanaf was geslingerd, was op een paar krassen na onbeschadigd. Ik dankte mijn beschermengel dat ik niet over de vangrail de snelweg op was gevlogen en reed naar huis.
In dit eenentwintigste levensjaar onderging ik een radicale verandering. Ik werd overtuigd antimilitarist en actief lid van de Pacifistisch Socialistische Partij. Verder schreef ik diverse artikelen en columns in alternatieve tijdschriften, vaak met gebruik van diverse pseudoniemen waarbij ik een discussie met 'mezelf' aanging om reacties los te maken. Al met al werd weer bewezen dat zo'n zevende jaar met dertien keer een volle maan een nieuwe periode in mijn leven inluidde, al wist ik dit nog niet. Na een jaar waarin het leven zijn gang was gegaan, met wederzijdse weekendbezoekjes, een vakantiereisje op mijn Sparta brommer door de Duitse Eiffel en langs de Moezel en de Maas terug, kwam het jaar waarin een huwelijk werd gesloten.


Weer met een feest in een zaaltje, het aansnijden van de bruidstaart, waarbij schoonmama als eerste direct achter het bruidspaar ging staan en het grootste stuk op een schoteltje tot zich nam. Het ging allemaal langs me heen en ergens vroeg ik me af wat het gevolg van dit alles zou worden. Ik droeg al een net overhemd en een stropdas. Was ik werkelijk in de wieg gelegd voor een burgerlijk huwelijksbestaan tot de dood ons scheidt? Waarom zei mijn gevoel toch steeds NEE.
Ondanks dat er grote woningnood heerste en veel mensen hun leven op zolderkamers doorbrachten konden wij direct een woning betrekken. Dat was te danken aan de oma van Ina die connecties had binnen de christelijke woningbouw vereniging. Woning was veel gezegd. Naast de deur voor de woningen op de begane grond was er een deur met daarachter een trap binnen het gebouw die omhoog voerde naar vier woningen die aan de voor- en achterzijde lagen.
Wij woonden op de tweede verdieping aan de voorkant en je kwam binnen in een klein gangetje waar rechts het toilet was. In de woonkamer van zo'n zestien vierkante meter uitte ik mijn artistieke idee op een muur. >
Een deur in de woonkamer voerde naar een slaapkamer waar geen bed van normale lengte inpaste. Dat loste ik op met een plaat hout van één meter tachtig tussen twee muren. Als het bed werd opgeklapt had ik daaronder een uitklapbaar blad gemaakt om te dienen als werktafel voor de naaimachine en andere creatieve bezigheden. Op die deur schilderde ik levensgroot (wazig) een naakte vrouw met achter haar een dreigende schaduw. Helaas heb ik daar geen foto van. Mijn vader vond het allemaal maar niets. Ik de 'woonkamer' was een ingebouwde kast van tachtig centimeter in het vierkant die ik ombouwde tot een douche want behalve het aanrecht in de keuken was er geen enkele wasgelegenheid. Die keuken van anderhalve meter diep en twee en een halve meter breed waar geen koelkast in paste, die moest in een tweede (dubbele) kast in de kamer bedoeld voor kleding. Het was allemaal zeer krap, maar we hadden een eigen ruimte.

...Schrijven is je, op zeer intense wijze, bewust zijn van jezelf. En het zelfbewustzijn wordt alleen maar bevredigd door een ander zelfbewustzijn. Een dubbelleven... (Alvaro Pombo – 'De aangenomen zoon.)
Met de andere bewoners op de trap hadden we weinig contact. Een goededag als we elkaar tegen kwamen was alles. Uitzondering vormde de oude vrouw, ik schatte haar ergens achter in de tachtig, die een verdieping lager aan de achterkant woonde. Als ik haar groette was er altijd een warrig antwoord. Toen ik op een zondag ergens naar toe ging kwam ik haar tegen bij de supermarkt in de straat met een grote boodschappentas. Ze wachtte voor de gesloten deur. "Goedemorgen buurvrouw, wat ben je aan het doen?" "Ik moet boodschappen doen," antwoordde ze. "Maar het is zondag, dan zijn de winkels dicht," zei ik. Moeizaam sjokte ze terug naar huis.
Een paar dagen later werd ik wakker door gestommel op de gang voor onze deur. Ik stond op en zag de buurvrouw in een onderjurk voor de deur op de grond zitten. "Wat is er aan de hand?" vroeg ik. "Er zijn inbrekers in mijn huis." Nu was ik niet zo heldhaftig om meteen een inbreker te lijf te gaan en luisterde ingespannen naar verdachte geluiden. Het was echter doodstil en ik hielp de vrouw overeind. "Kom maar, dan gaan we eens kijken." Het was een onbeschrijfelijke zooi in haar woning. Overal lagen spullen en op het aanrechtje stond een afwas van minstens een week. Haar bed stond in de kamer. Ze had duidelijk zelf wat laden uit een kast getrokken want die stonden netjes op de grond en er was niet in gerommeld. Ik probeerde haar gerust te stellen en schoof de laden weer terug. Ik moest zelfs onder haar bed kijken voordat ze overtuigd was dat er geen inbreker lag. "Ik zal straks wel even met mijn vrouw langskomen om de rest op te ruimen, ga nu maar weer slapen."
Deze gebeurtenis herhaalde zich een paar maal en ik besloot de GGD te bellen. Na het hele verhaal kreeg ik als antwoord dat ze niets konden doen omdat ze geen gevaar voor zichzelf of anderen vormde. "Dus ze moet van de trap donderen voordat er iets gedaan wordt." "Dat is wel wat grof gezegd meneer." "Maar daar komt het wel op neer." Kwaad hing ik op en besloot dat we de buurvrouw dan zelf maar een beetje bleven bijstaan. Lang duurde dit niet want op een dag stond er een ambulance voor de deur. Ze was overleden aan een hartaanval. Geschrokken van een inbreker?

Dit deel van mijn leven was een periode waarin ik me weinig met het onderbewuste bezig hield. Als het soms al in mijn bewustzijn opborrelde drukte ik dat weg omdat ik dacht dat mijn leven de weg volgde die normaal was. Zo hoorde het nu eenmaal. Getrouwd, huisje, boompje (hoewel die in de straat niet te bekennen waren) en beestje (die er ook niet was). Wel sloeg ik het natuurlijk allemaal op, misschien zou ik ooit een boek willen schrijven. Ik ging een coltrui dragen en werd uitgescholden voor Jacq Brel die Ne me quitte pas zong (Laat me niet alleen). Ik had sinds mijn vroege jaren (6?) last van duizeligheidsverschijnselen waarbij ik het puntje van mijn neus moest weten te vinden met gesloten ogen dicht volgens de arts. Waar dat zat wist ik al voor mijn geboorte. Er was dus niets aan de hand. ;)
Na mijn tijd als dienstplichtige bij de marine kreeg ik het voor elkaar om een eigen werkplaatsje in te richten op het terrein van de elektriciteitscentrale. De kolen werden door schepen aangevoerd bij een pier met twee kranen die de inhoud op lopende banden stortten. Deze vervoerden de kolen naar een enorme voorraadloods waar een kraan naar behoefte de brandstof, wederom via lopende banden, naar de verbrandingsovens bracht. Natuurlijk waren er vaak storingen aan kranen en banden en elke keer werd ik er, vanuit de grote werkplaats in de centrale zelf, op uitgestuurd om de boel te repareren. Zeulend met een gereedschapskist liep ik de kilometer naar het probleem waarbij ik ook vaak nog een keer heen en weer moest om een onderdeel uit het magazijn te halen of het in de werkplaats te repareren. Dat gebeurde soms wel een paar keer per dag, maar ik vond het heerlijk om buiten het zicht en bemoeienis van anderen aan de oplossing van de storing te werken. Bij de pier stond een gebouwtje met op de tweede verdieping een kleine ruimte waar een paar mensen aan een schakelbord zorgden voor de bediening van de banden en een verdieping lager was ingedeeld als kantoortje, schaftlokaaltje en wasgelegenheden voor het personeel. Op de begane grond aan de achterzijde zag ik een dubbele deur en op een dag besloot ik daar een kijkje te nemen.
Mijn hart sprong open. Een lege ruimte van zo'n zesendertig vierkante meter, waar alleen een oude verroeste motorfiets stond. Dit moest mijn werkplaats worden! Snel ging ik terug naar het hoofdgebouw. "Als ik daar een werkplaatsje inricht spaart dat een hoop tijd met dat heen en weer geloop en ik kan dan ook onderhoud op me nemen wat weer storingen voorkomt," zei ik tegen mijn chef in de centrale. Tot mijn verwondering vond die het een prima idee en ik kon mijn gang gaan. Was hij misschien blij van zo'n eigengereid iemand verlost te zijn? In het begin kwam hij nog een paar keer naar mijn vorderingen kijken, daarna zag ik hem bijna nooit meer. Later kwam ik hem tegen in de grote werkplaats en hij vroeg wie ik was. :-}
Ik vervoerde een werkbank, een bankschroef, een keur aan gereedschappen en onderdelen naar mijn domein en voorzien van alles wat ik dacht nodig te hebben, zelfs een elektrisch en autogeen lasapparaat behoorde tot de inrichting al kon ik niet lassen, maar als ik bij iets hulp nodig had vroeg ik iemand uit de grote werkplaatsen en leerde het van hem. In de ochtend, na op mijn gemak koffie gedronken te hebben begon ik met een dagelijks rondje voorzien van een oliespuit en handgereedschap. Zo loste ik al vooraf kleine problemen op en noteerde grotere gebreken waarmee ik later op de dag aan de slag ging.
Op een dag vroeg ik van wie die verroeste motorfiets was. "Van iemand die hier al een tijd niet meer werkt, hij wilde hem opknappen, maar daar is nooit wat van gekomen en hij heeft hem laten staan. Je mag hem wel hebben," was het antwoord. Zo begon ik, in de uren dat alles rustig en gedaan was, de motor helemaal uit elkaar te halen. Het was een vrij licht ding, een uit de kluiten gewassen brommer en daar had ik al ervaring mee toen ik mijn vader zei een bromfiets te willen. Mijn vader vond dat goed, nam me mee naar de markt en kocht een aftandse Sparta die we samen in de kelder opknapten en rijklaar maakten. Dit kon niet veel ingewikkelder zijn. Natuurlijk had ik daar soms speciaal gereedschap voor nodig, maar ik kon alles uit het grote magazijn halen. De motor van het monster werd gereviseerd en na heel veel gepruts en alle onderdelen netjes op volgorde houden kreeg ik die weer aan de gang. Dat vroeg om een vervolg en de rest werd helemaal gedemonteerd.
Het lakwerk spoot ik donkerblauw en op de brandstoftank schilderde ik liefdevol met goudverf Ω Π tje (Ohm Pi tje) want ik was tenslotte elektrotechnicus met een wiskunde knobbel. De bekleding van het duozadel lag aan flarden maar met een stuk grijze skai en mooie koperen nagels werd het als nieuw. Ik kocht glimmend nieuwe spaken, de velgen en het stuur bracht ik naar een chroombedrijf. Natuurlijk ging er enige tijd voorbij voordat Oom Pietje in de hoek stond te blinken om uit proberen. Het werken eraan moest tussen alles door gebeuren. Schuldig hoefde ik me niet te voelen om deze hobby want vaak werkte ik aan een storing verder buiten mijn werktijd, omdat ik vond dat de boel de volgende dag weer moest draaien, soms tot laat in de avond. Het werd tijd voor een proefrit. Ik had geen motor rijbewijs dus dat moest op het terrein zelf gebeuren. Trots scheurde ik er op los en het ruwe grasveld, wat gereserveerd was als plek voor een tweede kolen loods, werd mijn crossterrein. Mijn werkplaats lag een meter boven het maaiveld en was te bereiken via een oprit. Daar met hoge snelheid oprijden en een sprong maken behoorde tot de mogelijkheden. Uitgespeeld, ik was niet van plan een rijbewijs te halen, stond mijn creatie nog een tijdje ter bewondering in de hoek. Toen verkocht ik hem voor de kosten die ik had gemaakt aan een motorfreak. Zo gingen er een paar jaren voorbij.

Ik met mijn sportauto.
Omdat ik toch vaak iemand nodig had voor metaalbewerking vroeg ik op een dag een wat oudere man, die soms uit de metaalwerkplaats kwam en waarmee het wel klikte (ook zo'n eigengereide), of die geen zin had deel uit te maken van 'mijn' werkplaats. Zo gebeurde het dat ik van hem leerde elektrisch en autogeen lassen en nog veel andere dingen.
Er zijn twee mogelijkheden in het arbeiders bestaan. Je doet je werk slecht, met als gevolg ontslag, of je doet je werk goed waardoor je bevorderd wordt. Een hoger salaris was wel welkom in mijn, achteraf onterechte, idee dat een nieuwe Fiat sportcoupé wel een leuke vervanging was van de Sparta brommer.
Maar dat had als gevolg dat ik de verantwoording kreeg over de elektriciteitsvoorziening in Rotterdam. Dat betekende continudienst, in een zaal vol knoppen en meters, wat meer inkomen betekende. Ik ging richting 3600 gulden per maand. Ik kwam in een bunker op de Blaak te zitten met een stalen deur en een spiek luikje. (Ook niet slecht hoor).
Na zeven dagen werken van zeven tot drie, een paar dagen vrij, zeven dagen van drie tot elf waarna weer een paar dagen vrij en zeven nachten van elf tot zeven, daarna een hele week vrij en dat beviel me wel. Ik miste wel mijn werkplaatsje. Het 'nietsdoen', als er geen problemen waren, was wel welkom omdat ik steeds meer actief werd in de PSP en in het bestuur zat van de afdeling Rotterdam. Zo kon ik op mijn werkplek stukken schrijven en lezen en ander politiek werk voorbereiden. Thuis hing de gang vol met affiches (voor het raam had geen zin op driehoog, in de gang trouwens ook niet), ik kocht T-shirts met de kreten 'Angola koffie, bloedkoffie' en 'Pers geen Zuid-Afrikaan uit, boycot Outspan', rende de benen uit mijn lijf bij het organiseren van demonstraties en acties en stimuleerde het ontstaan van wijk- en themagroepen in de partij omdat ik een fervent voorvechter was van directe democratie aan de basis. Meer leden werden betrokken bij overleg en activiteiten en in sommige wijken werden zelfs gezellige huiskamer bijeenkomsten gehouden om over de situatie in hun wijk te overleggen. Afgevaardigden uit de wijken kwamen dan naar de ledenvergadering.



Het enorme scherm achter de popgroep vertoonde uiteen spattende vlekken in vele kleuren, als oliedruppels in water. Gefascineerd keek ik naar de steeds wisselende vormen die leken te bewegen op de, door de reusachtige toren luidsprekers, voortgestuwde luchttrillingen. Ik wachtte op het volgende, het nieuwe, het verrassende. Het concert van Pink Floyd in de Doelen te Rotterdam. De zaal was te beperkt. Nog maar kort onderging ik het gelukzalige gevoel van het ideaal, vrijheid. Aftastend, uitvindend wat dat voor me betekende. Lang haar, oude gescheurde kleding, kralen, provoceren, creatieve uitspattingen. Ik voelde me in een cel, volgepropt met mensen die dezelfde emoties ondergingen. Honderden onrustige signalen stroomden van alle kanten mijn geest binnen. Dichtbij was het moment dat de betonnen muziektempel zou worden afgebroken door mensen die het ritme, de melodie, het gevoel zouden laten versmelten met de spetterende regenboogkleuren van het leven.
De sportcoupé werd ingeruild voor een Citroën 2CV bestel. Behalve de wanden met de muurschilderingen verfde ik de muren in de hippiekleuren groen, oranje en paars, beplakte het plafond met zilverfolie. Mijn haar werd langer, het concert van Pink Floyd zorgde voor nieuwe ervaringen.

Ik ontwierp hippieachtige kleding die Ina in elkaar naaide en plantte een slappe hoed op mijn hoofd. Het idee om een kledingboetiek te beginnen verdween in de prullenbak, na de outfit voor Ina en mezelf was mijn creativiteit op dat gebied voorbij. Er waren teveel andere leuke dingen in het leven. Verder rookten een aantal vrienden al wel marihuana, maar daar was ik nog niet aan toe.
De sterker wordende wens van Ina om kinderen te hebben zorgde voor spanning tussen ons omdat ik me ooit voorgenomen had nooit kinderen op een wereld, vol dreiging op een atoomoorlog, te zetten. De oorlog in Vietnam was in volle gang. Er waren grootscheepse bombardementen en mensen werden besproeid met het ontbladeringsmiddel Agent Orange en napalm. Overal werden proeven met atoombommen gehouden. Over een paar dagen zou mijn 29e levensjaar ingaan (hoopte ik).
Toen werd het 25 juni 1970. Het Holland Pop Festival, ook wel Stamping Ground genoemd, drie dagen en nachten hippie vrijstaat in het Kralingse Bos in Rotterdam, dat moest ik meemaken. Wel duur die vijfendertig gulden, maar concerten door de beste groepen ter wereld was niet niks. Samen met Ina en nog een paar vrienden en vriendinnen ging ik er op donderdag naar toe. We hadden geen tent meegenomen, we wilden niets van de optredens missen behalve als ze even in slaap vielen, en besloten op een plek niet te ver van het podium in het gras onder een lap plastic bij regen in de slaapzakken te kruipen.




Grace Slick / Jefferson Airplane die het witte konijn en andere nummers in mijn oren nestelde. Alweer zat ik met een kek mutsje op mijn kop. De broer van Anna was er ook.

White Rabbit
One pill makes you largerAnd one pill makes you smallAnd the ones that mother gives youDon't do anything at allGo ask AliceWhen she's ten feet tall
And if you go chasing rabbitsAnd you know you're going to fallTell 'em a hookah-smoking caterpillarHas given you the callCall AliceWhen she was just small
When the men on the chessboardGet up and tell you where to goAnd you've just had some kind of mushroomAnd your mind is moving lowGo ask AliceI think she'll know
When logic and proportionHave fallen sloppy deadAnd the White Knight is talking backwardsAnd the Red Queen's off with her headRemember what the dormouse saidFeed your head, Feed your head
Veel groepen zag ik voor het eerst: Santana, The Flock, Canned Heat, Hot Tuna, Quintessence, East Of Eden, The Byrds, Family, Dr. John The Night Tripper, Country Joe, Tyrannosaurus Rex, Renaissance, Third Ear Band, Al Stewart, Supersister, CCC folk & blues inc., Mungo Jerry, Chicago Art Ensemble, John Surman, Han Bennink, Caravan, Fairport Convention, Fotheringay en zijn favouriete bands Jefferson Airplane ^, Soft Machine en natuurlijk Pink Floyd. Er was ergens anders in het bos ook een klein podium, met optreden van Dream, Bismarck, Oscar Benton Blues Band, Focus, Ekseption, White Rabbitt, Scarry Sally Theater, Nederlands Danstheater, Tamelone en Walking Water Events, maar die moest ik missen om het goede plekje bij het hoofdpodium niet kwijt te raken.
Je kon gratis kamperen, er was gratis medische verzorging, boetieks, eten en drinken, een kunstmarkt, een filmprogramma, je kon zwemmen in de Kralingse Plas hoewel het terrein ook regelmatig onder water stond ;), maakten velen daar gebruik van zodra de zon achter de wolken vandaan kwam en doken naakt het water in. Er was een kindercrèche en kinderboerderij. Kortom de vrijstaat. Wel met de repressieve tolerantie van drie dagen en nachten toestaan van een heel klein beetje vrijheid om te laten zien wat een Prachtig Democratisch Land Nederland was. Wel met een meters hoog prikkeldraadhek er om, waar velen overheen klommen om gratis binnen te komen. Wel met plastic voedsel in plastic bakjes en bekertjes. Wel gesponsord door Cocaïne-Cola.
Er stonden een aantal afvalcontainers op het terrein, maar die bleken snel vol en er kwam geen vuilnisophaaldienst. Iedereen deponeerde het afval dus naast de containers totdat die geheel begraven waren door het afval van zo'n 120.000 mensen. Meteen stonden er zaterdag in het klootjesvolkblad de Telegraf foto's van de afvalbergen om te laten zien wat een viezeriken dat langharig werkschuw tuig waren. Ook ontbraken de foto's niet van de vele meisjes die naakt stonden te dansen (blote jongens werden niet gefotografeerd). Dus brak op zondag de hel los. Dikbuikige, kortharige mannen met zoemende camera's, die hun geilheid niet op een andere manier kwijt konden dan te kwijlen bij plaatjes van blote meisjes, hadden een dagkaartje gekocht en liepen in een lange rij tussen de in het gras zittende hippies en het podium en versperden het zicht. Even werd er gescandeerd 'Zitten, zitten!', maar daar trokken ze zich niets van aan, ze gingen niet met hun zondagse pak in de modder zitten en kwamen ook niet voor die afschuwelijke muziek.
Door de vele regenbuien waren graspollen en modderkluiten echter onder handbereik en nadat iemand het voorbeeld had gegeven regende het kluiten tegen de grijs gestreepte pakken en dure videocamera's. Het was een vermakelijk gezicht toen ze zich rennend in veiligheid trachten te brengen. Dat zou natuurlijk de mening van 'vieze hippies' weer verstevigen. Toen het slotoptreden aanbrak en Mungo Jerry het podium beklom en zijn later wereldberoemde nummer 'In the Summertime' speelde brak de zon door en iedereen ging uit het dak en begon te dansen. De duizenden plastic bordjes vlogen als frisbees hoog door de lucht en iedereen brulde het nummer mee.
In the summertime, when the weather is highYou can stretch right up and touch the skyWhen the weather's fineYou got women, you got women on your mindHave a drink, have a driveGo out and see what you can find
If her daddy's rich, take her out for a mealIf her daddy's poor, just do what you feelSpeed along the lane, do a ton or a ton and twenty-fiveWhen the sun goes downYou can make it, make it good in a lay-by
We're not grey people, we're not dirty, we're not meanWe love everybody, but we do as we pleaseWhen the weather's fine, we go fishing or go swimming in the seaWe're always happy, life's for livingYeah, that's our philosophy
Sing along with usDee-dee-dee, dee-dee Da-da-da, da-da
Yeah, we're hap-happy
Da da-da Dee-da-da, dee-da-da, da-da-da
Yeah, da-da, da-da-daDa-da-da, do-da-da (alright, alright, alright)Alright
When the winter's here, yeah it's party timeBring your bottle, wear your bright clothesIt'll soon be summertimeAnd we'll sing again, we'll go drivingOr maybe we'll settle downIf she's rich, if she's nice, bring your friendsAnd we'll all go into town
In the summertime, when the weather is highYou can stretch right up and touch the skyWhen the weather's fineYou got women, you got women on your mind

Have a drink, have a drive, go out and see what you can find
If her daddy's rich, take her out for a mealIf her daddy's poor, just do what you feelSpeed along the lane, do a ton or a ton and 25When the sun goes down, you can make itMake it good in a lay-by
We're not grey people, we're not dirty, we're not meanWe love everybody, but we do as we pleaseWhen the weather's fine, we go fishing or go swimming in the seaWe're always happy, life's for livingYeah, that's our philosophy
Sing along with usDee-dee-dee, dee-deeDa-da-da, da-daYeah, we're hap-happyDa da-daDee-da-da, dee-da-da, da-da-daYeah
da-da, da-da-da
Uiteraard werd alle troep later weer op de afvalbergen gegooid toen het was afgelopen en het waren drie dagen geweest om nooit te vergeten. Ondanks de regen kwamen er volgens schattingen zo'n 120.000 mensen op af. Het grote podium stond opgesteld op het grasveld voor de Plasmolens De Ster en De Lelie aan de rand van de Kralingse Plas. Het festival vormde in feite het begin van het Nederlandse gedoogbeleid ten aanzien van het gebruik van marihuana; vele aanwezige undercover politieagenten traden niet of nauwelijks op tegen de openlijk actieve gebruikers en kleine handelaren. De joints en waterpijpen gingen overal rond, ik blowde nog steeds niet. Toen ik midden in de nacht, na even wegdommelen tijdens het opbouwen van een nieuwe muziekinstallatie voor de volgende groep, wakker werd leek ik in een andere dimensie te verblijven. Bij deze psychedelische rock was het helemaal niet nodig om drugs te gebruiken. Aan het einde van de eerste donkere nacht was een kleurig verlicht podium te zien en muziek zweefde over de aanwezigen.


4 x 7 = 28e levensjaar !
;-)

Ik weet dat er mensen zijn die volledig onafhankelijk van anderen moeten zijn om zich vrij te kunnen voelen. (Duivelsboom, Jerzy Kosinski.)
Hoewel ik vanaf mijn geboorte in Rotterdam had gewoond werd de drang om ergens buiten te wonen steeds groter. Toen deed zich een wonder voor. Via vrienden hoorde ik dat iemand een dijkhuisje kwijt wilde voor 10.000 gulden met een erfpacht van één gulden per jaar. Dat geld had ik op mijn spaarrekening staan dankzij de regelmatige bevorderingen op mijn werk. Het huisje stond langs een dijk een stukje buiten het dorp Melissant en ik werd er gelijk verliefd op. Heel oud en met veel mogelijkheden tot aanpassing. Het composttoilet was buiten tegen het schuurtje aangebouwd en maar een paar meter vanaf de voordeur. Daar zou ik een serre tussen bouwen want ik moest er niet aan denken in de winter door weer en wind naar de plee te moeten lopen. Die serre kon dan gelijk als kas gebruikt worden en als tochtsluis want de huidige buitendeur kwam direct in de keuken uit.
Verder was er alleen een woonkamer met bedstee, maar op zolder kon van alles gebouwd worden. Het allerbelangrijkst was natuurlijk de tuin. Hier was blijkbaar jaren niets mee gedaan, maar ook die rustperiode was perfect voor zijn plannen. Achterin stond een vierkant stenen gebouwtje met een ingang en zonder dak, waarschijnlijk het onderkomen geweest van een geit of zo. Ik besloot de sprong, op vijftig kilometer vanaf mijn werk in Rotterdam, te maken. Ina was baanloos en de afstand ging, behalve een paar kilometers over de dijk, grotendeels over een snelweg en dat moest in ruim een half uur te doen zijn. Nu deed ik er ook een half uur over om dwars door Rotterdam van de woning in noord naar werk in zuid te komen. Door mijn werk met wisselende tijden zou ik weinig last hebben van files.
Het huisje werd voorlopig ingericht, mijn prioriteit lag bij de tuin. De benedenverdieping wilde ik vrijhouden om als eerste te verbouwen. Alleen het keukentje moest natuurlijk gebruikt kunnen worden. Alle bezittingen werden naar de zolder gesjouwd waar we zouden wonen en slapen. Ik kon nog niet bevroeden dat het daarbij zou blijven door de vele gebeurtenissen in de komende jaren. Van een berg oude groentekisten werden een bed, een lage tafel en een boekenkast gebouwd. Met punaises werd isolatiedoek tegen het dak geprikt. Een elektrisch radiator moest de boel de komende winter warm houden, hoewel hij eerst met de schoorsteen, die beneden was weggebroken, beginnen zou om een houtkachel te kunnen plaatsen. Maar zoals gezegd, eerst de tuin. Het was weer een spannende periode.
Het was zonnig en warm toen ik met een paar vrienden de 'bewoonbaarheid' van ons nieuwe onderkomen vierde door een dag luierend in de tuin met een fles wijn door te brengen. Wel had ik een diepe kuil gegraven want het zou die avond volle maan zijn en het werd tijd voor een rituele verbranding van mijn verleden. Na de maaltijd gooide ik alle marine uitrusting (behalve de deken en nog een paar nuttige dingen) in de put, goot er wat petroleum over en stak het in de fik. De resten van een duister verleden werden begraven. Nie wieder! Bij de marine was je verplicht je uitrusting na je dienstplicht mee naar huis te nemen en te bewaren voor het geval je werd opgeroepen voor herhaling of ze zin hadden in een oorlog.
negenentwintigste levensjaar of inhoud?